België exporteerde in 2018 een aanzienlijk volume kippenvlees naar Ghana, hoewel het exacte cijfer van 83.000 ton niet direct in alle bronnen terugkomt, maar past binnen de totale import van ongeveer 222.000 ton pluimveevlees dat jaar, waarvan een groot deel uit Europa kwam. België was een van de top-exporteurs, met een aandeel van circa 44% van de EU-importen naar Ghana, wat neerkomt op ruwweg 40.000 tot 50.000 ton, maar schattingen variëren door herverpakking en directe handel. De export werd gedreven door overproductie in de Belgische pluimveesector, die efficiënt en gesubsidieerd is, met lage kosten voor het produceren van kippenpoten en andere delen die in Europa minder gewild zijn. In Europa consumeren mensen voornamelijk kipfilets, waardoor 'restvlees' zoals vleugels en drumsticks goedkoop beschikbaar komt voor export. Dit vlees werd gedumpt op de Afrikaanse markt tegen prijzen ver onder de productiekosten, om verliezen te minimaliseren en subsidies te benutten. Ghana's markt was aantrekkelijk door de groeiende vraag naar betaalbaar eiwit, met een consumptiegroei van 6% per jaar door urbanisatie en bevolkingsgroei. De EU-subsidies, zoals via de Gemeenschappelijke Landbouwpolitiek, maakten export concurrerend, ondanks kritiek op oneerlijke handel. In 2018 steeg de totale import met 76% ten opzichte van 2016, mede door dalende exporten uit de VS en Brazilië door eigen crises. Belgische exporteurs profiteerden van stabiele handelsrelaties en lage tarieven in Ghana, die slechts 20-35% bedroegen. Dit leidde tot een vloed van bevroren kipdelen, die in Ghana populair waren door gemak en prijs. De afwezigheid van een robuuste kippenindustrie in Ghana begon in de jaren 1990, toen het land zich opende voor globalisering en importtarieven verlaagde. Vroeger dekte lokale productie 80-95% van de vraag, met een bloeiende sector in de jaren 1980. Maar goedkope importen uit Europa, inclusief België, maakten lokale kip duurder en minder concurrerend. De hoge kosten van voer in Ghana, dat 70% van de productiekosten uitmaakt, zijn een groot obstakel. Mais en soja, essentiële ingrediënten, zijn schaars lokaal en duur door export naar buurlanden en industrieën zoals brouwerijen. Import van kuikens en medicijnen verhoogt de kosten verder, met afhankelijkheid van buitenlandse leveranciers. Ziekte-uitbraken, zoals avian influenza in 2021, maar ook eerder, hebben boeren geruïneerd en investeringen afgeschrikt. Kleine boeren, die 90% van de productie doen, missen toegang tot krediet en technologie, met slechts één groot slachthuis in het land. De voorkeur van consumenten voor geïmporteerde kip, die al in stukken is gesneden en verpakt, ontmoedigt lokale verwerking. Lokale kippen zijn vaak heel of van spent hens, minder aantrekkelijk voor stedelijke kopers. Dit creëert een vicieuze cirkel: lage prijzen voor importen verdringen lokale boeren, die failliet gaan. De overheid van Ghana probeerde in 2003 tarieven te verhogen, maar draaide terug onder druk van WTO-regels en handelsakkoorden. Recente pogingen, zoals de 40/60-regel (40% lokaal kopen), mislukken omdat import goedkoper blijft. De Rearing for Food and Jobs-programma (2019) beloofde 162 miljoen broilers te produceren, maar feed-kosten en importconcurrentie blokkeren vooruitgang. In 2024 importeert Ghana nog steeds 270.000 ton, met lokale productie onder 5% van de vraag. Economische factoren, zoals valutadevaluatie van de cedi, maken import relatief goedkoper ondanks tarieven. Klimaatverandering verergert voerschaarste door droogtes, die maisopbrengsten halveren. Gebrek aan infrastructuur, zoals betrouwbare koelketens, hindert lokale distributie. Belgische export past in een breder EU-patroon: West-Afrika nam 43% van extra-EU pluimvee-export in 2018. Kritiek op dumping leidde tot oproepen voor G20-hervormingen, maar export blijft stijgen. In Ghana leidt dit tot banenverlies: de sector kromp van tienduizenden naar duizenden boeren. Consumenten profiteren van lage prijzen, met 9 kg per capita consumptie, maar voedingskwaliteit is een zorg door onhygiënische opslag. Gezondheidsrisico's, zoals salmonella door onbetrouwbare koeling, zijn hoog. Lokale boeren pleiten voor subsidies op feed, maar budgetten gaan naar importvergunningen. De EU argumenteert dat export vraag stimuleert en armoede vermindert, maar studies tonen netto verlies voor Ghana. Een importban zou prijzen met 33% verhogen, maar tekorten veroorzaken, volgens modellen. België's rol is cruciaal: het exporteerde in 2018 naar Ghana als derde EU-leverancier na Nederland en Polen. Handelsovereenkomsten zoals de EU-Afrika EPA vergemakkelijken dit, met minimale barrières. Ghana's overheid kondigde in 2022 importbeperkingen aan, maar executeert zwak door corruptie en lobby. Lokale hatcheries produceren slechts 5% van de kuikenbehoefte, afhankelijk van import. Dit ondermijnt zelfvoorziening, met een jaarlijkse importrekening van $300 miljoen. Investeerders schuwen het door risico's, ondanks beloftes van leningen onder 10%. De poultry sector draagt 14% bij aan landbouw-GDP, maar importen eroderen dat. Consumentenvoorkeuren verschuiven niet: 80% kiest import door gemak. Om een industrie op te bouwen, pleit men voor verwerkingsinvesteringen, zoals snijlijnen. Maar zonder protectionisme blijft dumping overheersen. België's export in 2018 was dus een mix van surplusafvoer en marktkansen in een kwetsbare economie. Ghana's falen om een industrie te ontwikkelen wortelt in structurele zwaktes en oneerlijke globalisering. Toekomstige hervormingen, zoals feed-subsidies, zijn essentieel. De paradox: importen voeden de natie, maar ondermijnen soevereiniteit. Uiteindelijk kost dit Ghana banen en buitenlandse valuta. Oplossingen vereisen regionale samenwerking, zoals in Senegal met bans. Maar zonder wil blijft de afhankelijkheid. België moet ethische export heroverwegen. Ghana verdient een eerlijke kans op zelfvoorziening.